Analyse van de brief van 3 juni 2025 en de jurisprudentie
Samenvatting
Op basis van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) en een daaropvolgende uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 april 2025, heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van Nederland op 3 juni 2025 een toelichtende brief naar de Tweede Kamer gestuurd over het toekomstige beleid ten aanzien van derdelanders die voorheen legaal in Oekraïne verbleven. Dit artikel bespreekt de juridische en administratieve gevolgen van de beëindiging van de tijdelijke bescherming (RTB) per 4 maart 2024 en de implementatie van een gefaseerd terugkeerbeleid vanaf 4 september 2025.
Inleiding
De tijdelijke bescherming die Nederland sinds 2022 aan Oekraïense vluchtelingen bood, werd ook uitgebreid tot een groep derdelanders die vóór de oorlog in Oekraïne verbleven op basis van een tijdelijke verblijfsvergunning. Deze interpretatie van de bepalingen van Richtlijn 2001/55/EG heeft geleid tot juridische geschillen, met name over de vraag of deze groep personen onder de bescherming van de richtlijn zou moeten vallen.
De juridische status van de zogenaamde “derdelanders” — buitenlandse burgers die in Oekraïne woonden maar geen Oekraïens staatsburgerschap hebben — werd het onderwerp van een gerechtelijke procedure, die resulteerde in definitieve interpretaties op zowel EU- als nationaal niveau.
Juridische grondslag
In het arrest in zaak C-392/22 (X tegen Nederland), uitgesproken op 1 februari 2024, bevestigde het HvJ-EU dat de beëindiging van tijdelijke bescherming mogelijk is, mits de procedurele waarborgen in acht worden genomen. In het bijzonder werd aangegeven dat het nemen van een terugkeerbesluit pas is toegestaan na de formele beëindiging van de tijdelijke bescherming.
Op 23 april 2025 bevestigde de Raad van State de positie van het HvJ-EU: de beëindiging van de bescherming per 4 maart 2024 was toelaatbaar, maar de terugkeerbesluiten van de IND die vóór die datum waren genomen, zijn voorbarig en moeten worden ingetrokken en opnieuw worden uitgevaardigd met inachtneming van alle wettelijke procedures.
Beleidsgevolgen per 3 juni 2025
In de brief van 3 juni 2025 (ref. 6413309) kondigde de staatssecretaris aan dat de maatregel om de tenuitvoerlegging van terugkeerbesluiten “op te schorten” per 4 september 2025 wordt beëindigd. Deze beslissing wordt gerechtvaardigd door de noodzaak van rechtszekerheid en het bieden van tijd voor administratieve voorbereiding door de IND, gemeenten en andere instanties.
Afhankelijk van de juridische positie van de specifieke persoon, is een onderverdeling van derdelanders in drie hoofdcategorieën voorzien:
Personen zonder openstaande rechtsmiddelen
Voor hen zijn de eerder uitgevaardigde terugkeerbesluiten van kracht geworden. Er worden geen nieuwe besluiten genomen. Dergelijke personen zullen schriftelijk op de hoogte worden gesteld van de beëindiging van de “opschorting” en zijn verplicht het land binnen vier weken na 4 september 2025 te verlaten. Vanaf dat moment vervalt het recht op arbeid, maar het recht op opvang blijft behouden tot het einde van de termijn voor vrijwillig vertrek.
Personen met ingediende beroepen
Voor deze groep zal de IND nieuwe terugkeerbesluiten nemen die voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de uitspraak van het HvJ-EU. Zolang dergelijke besluiten nog niet van kracht zijn, blijven de rechten op verblijf en, in een aantal gevallen, op arbeid behouden. Dit betekent dat na 4 september 2025 sommigen van deze personen in de opvangcentra kunnen blijven als de procedure nog loopt.
Personen met ingediende asielaanvragen of aanvragen voor een VVR
Deze personen hebben het recht om op het grondgebied van Nederland te blijven totdat een beslissing op hun aanvraag is genomen. Asielzoekers kunnen gebruikmaken van de opvang via het COA. Degenen die aanvragen hebben ingediend op andere gronden (bijvoorbeeld gezinshereniging, studie), zullen na het verlies van het recht op RooO zelf moeten voorzien in hun huisvesting en levensonderhoud.
Juridische en sociale beoordeling
De door de regering voorgestelde regeling streeft ernaar rechtszekerheid te combineren met administratieve uitvoerbaarheid en is in overeenstemming met zowel de formele eisen die door het HvJ-EU zijn gesteld, als de nationale jurisprudentie. Tegelijkertijd ontstaat de noodzaak van rechtsbescherming voor de meest kwetsbare categorieën migranten, met name personen zonder een voldoende niveau van integratie of middelen van bestaan.
Verwacht wordt dat migratierechtadvocaten een sleutelrol zullen spelen in de begeleiding van deze categorie cliënten, onder meer op het gebied van tijdige indiening van aanvragen, het initiëren van nieuwe procedures en het toezicht op de naleving van termijnen en procedurele rechten.
Conclusie
Met het einde van de “opschorting” en de hervatting van de terugkeerprocedures vanaf 4 september 2025, eindigt een bijzondere periode van rechtsonzekerheid voor derdelanders. Hoewel het juridisch kader inmiddels is vastgesteld door de uitspraken van de hoogste rechtbanken, zal de uitvoering in de praktijk afhangen van de kwaliteit van de administratieve beslissingen en de beschikbaarheid van gekwalificeerde juridische bijstand.
Bronnen:
- HvJ-EU, 1 februari 2024, zaak C-392/22 (X tegen Nederland).
- ABRvS, 23 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:XXXX.
- Brief van de Staatssecretaris van 3 juni 2025, ref. 6413309.
- Richtlijn 2001/55/EG betreffende tijdelijke bescherming.
- Regeling opvang ontheemden Oekraïne (RooO).