Europese normen, jurisprudentie en juridische mogelijkheden in Nederland
Samenvatting
Sinds maart 2022 is de Europese Tijdelijke Beschermingsrichtlijn (TPD) geactiveerd voor mensen die vluchten voor de oorlog in Oekraïne. Daardoor ontstond een grootschalige opvangsituatie in de hele Europese Unie, ook in Nederland. Artikel 13 van de TPD verplicht lidstaten om mensen met tijdelijke bescherming fatsoenlijk onderkomen te bieden, of hen de middelen te verschaffen om dat zelf te verkrijgen. Toch verblijven veel Oekraïners in Nederland in omstandigheden die niet voldoen aan deze minimumeis. Dit artikel onderzoekt de inhoud en reikwijdte van het recht op fatsoenlijk onderkomen op grond van EU-recht, het Handvest van de Grondrechten van de EU (CFREU), jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU (HvJEU), het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Herziene Europese Sociale Handvest. Daarbij worden concrete voorbeelden en uitspraken besproken die Oekraïense beschermden en hun begeleiders kunnen helpen om deze rechten in Nederland af te dwingen.
- Inleiding
De Tijdelijke Beschermingsrichtlijn is ontworpen als noodinstrument voor een massale toestroom van vluchtelingen. Nederland vangt momenteel tienduizenden Oekraïense ontheemden op in gemeentelijke locaties, hotels, sporthallen, cruiseboten en andere voorzieningen. Deze opvang is echter niet vrijblijvend. Artikel 13 TPD schrijft voor dat lidstaten verplicht zijn fatsoenlijk onderkomen te bieden of de middelen om dat zelf te verkrijgen. In de praktijk worden veel Oekraïners geconfronteerd met opvang die overvol, onhygiënisch, onveilig, ontoegankelijk of niet aangepast is aan kinderen, ouderen of mensen met een beperking. Europese regelgeving en jurisprudentie maken duidelijk dat dergelijke omstandigheden in strijd kunnen zijn met fundamentele rechten.
- Juridische basis van het recht op fatsoenlijk onderkomen
Artikel 13 TPD zelf geeft geen uitputtende definitie van “fatsoenlijk onderkomen”, maar het moet worden uitgelegd in samenhang met andere Europese normen zoals de herziene Opvangrichtlijn en het EU-Handvest van de Grondrechten. Artikel 1 van het Handvest, dat menselijke waardigheid beschermt, speelt daarbij een centrale rol. Het Hof van Justitie heeft duidelijk gemaakt dat onderkomen een basisbehoefte is die onafgebroken en zonder onderbreking beschikbaar moet zijn. Financiële steun ter vervanging van opvang moet bovendien toereikend zijn om daadwerkelijk fatsoenlijk onderkomen te vinden.
In Cimade & GISTI (C-179/11) oordeelde het Hof dat lidstaten zich niet kunnen beroepen op overvolle opvanglocaties om hun verplichtingen te ontlopen. Voor Nederland betekent dit bijvoorbeeld dat gemeenten mensen niet op straat mogen zetten met het excuus dat “alles vol” zit. In het Saciri-arrest (C-79/13) verduidelijkte het Hof dat financiële toelagen in plaats van opvang voldoende moeten zijn om een waardig leven te leiden. Een Oekraïense familie die slechts een minimale uitkering ontvangt waarmee geen woning te betalen is, zou daarop kunnen wijzen.
Het arrest Haqbin (C-233/18) stelt dat lidstaten moeten voorkomen dat mensen in extreme materiële armoede terechtkomen waarin basisbehoeften zoals onderdak, voedsel en hygiëne niet zijn gegarandeerd. Dit betekent dat noodopvang in tentenkampen of sporthallen zonder privacy en sanitaire voorzieningen in strijd kan zijn met de verplichting om fatsoenlijk onderkomen te bieden. In Ayubi (C-713/17) benadrukte het Hof dat lidstaten altijd rekening moeten houden met persoonlijke omstandigheden zoals leeftijd en gezondheid. Dit is relevant voor ouderen of zieken die in Nederland in drukke slaapzalen of op cruiseboten worden geplaatst zonder medische zorg.
In FMS (C-924/19 PPU) werd bevestigd dat lidstaten materiële opvangvoorzieningen moeten bieden – hetzij in natura, hetzij via een toereikende financiële toelage – en dat mensen daarvoor terecht moeten kunnen bij de rechter. Het arrest H.A. (C-194/19) onderstreepte het recht op een effectief rechtsmiddel tegen beslissingen over opvangvoorzieningen. Oekraïners in Nederland kunnen bezwaar maken en naar de rechter stappen tegen beëindiging of weigering van opvang, maar ook tegen ontoereikende of mensonwaardige opvangomstandigheden.
- Europese mensenrechtenstandaarden
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft in meerdere zaken geoordeeld dat een gebrek aan adequate huisvesting kan neerkomen op onmenselijke of vernederende behandeling in strijd met artikel 3 EVRM. In M.S.S. t. België en Griekenland (2011) stelde het Hof vast dat gedwongen overnachten op straat zonder enige bescherming een schending vormt. In H. en anderen t. Frankrijk (2020) oordeelde het Hof dat langdurig leven in tenten en onder bruggen zonder stabiele huisvesting en zonder een serieuze overheidsreactie inhumaan is. Dit raakt direct de situatie in Nederland, waar Oekraïners soms maanden in sporthallen, cruiseboten of tentenkampen verblijven zonder privacy of uitzicht op betere huisvesting.
Het arrest Tarakhel v. Zwitserland (2014) legt bijzondere nadruk op de bescherming van kinderen. Het Hof vereist dat gezinnen met kinderen individueel passende opvang krijgen en niet simpelweg in grote, gedeelde opvanglocaties mogen worden geplaatst zonder aandacht voor hun specifieke behoeften. In Nederland zijn er voorbeelden van kinderen die op stretchers in grote zalen moeten slapen zonder enige privacy of afscherming, wat mogelijk in strijd is met deze norm.
- Sociale rechten en het Europese Sociale Handvest
De Europese Commissie voor Sociale Rechten (ECSR) heeft in diverse zaken benadrukt dat langdurige noodopvang geen “fatsoenlijk onderkomen” is. In ICJ & ECRE v. Griekenland (2021) werd geoordeeld dat jarenlange opvang in overvolle tijdelijke locaties zonder privacy en zonder vooruitzicht op duurzame huisvesting een schending opleverde. Dit sluit aan bij situaties in Nederland waarin Oekraïners maanden of langer op schepen of in sporthallen verblijven zonder perspectief.
In CEC v. Nederland (2014) werd vastgesteld dat zelfs mensen zonder verblijfstitel recht hebben op toegang tot noodopvang, omdat het onthouden daarvan hun leven en waardigheid bedreigt. Gemeenten kunnen dus niet volstaan met te zeggen dat iemand geen opvang krijgt vanwege administratieve discussies over registratie.
Het arrest Defence for Children v. Nederland (2009) verduidelijkte dat opvang veilig, hygiënisch, verwarmd en verlicht moet zijn. In Nederland zijn er meldingen van opvangplekken waar de verwarming niet voldoende werkt of waar sprake is van vocht en schimmel – omstandigheden die daarmee strijdig zijn. De uitspraak ERRC v. Italië (2005) wijst erop dat discriminatie tegen Roma bij toegang tot opvang verboden is. Dat is relevant voor Roma-Oekraïners die soms worden geweigerd in gemeentelijke opvang of door particuliere verhuurders.
- Bescherming van kwetsbare groepen
Het EU-Handvest van de Grondrechten bevat specifieke waarborgen voor kwetsbare groepen. Artikel 24 erkent de rechten van het kind en vereist dat het belang van het kind steeds vooropstaat. Artikel 25 beschermt ouderen en garandeert waardigheid en onafhankelijkheid. Artikel 26 erkent het recht van mensen met een handicap op voorzieningen die hun zelfstandigheid en maatschappelijke integratie bevorderen. Dit betekent in Nederland dat opvanglocaties toegankelijk moeten zijn voor rolstoelgebruikers, dat gezinnen met kinderen niet in onveilige gedeelde slaapzalen mogen worden ondergebracht en dat ouderen of zieken passende zorg en privacy moeten krijgen.
- Internationale verdragsverplichtingen
Het recht op adequate huisvesting is bovendien gewaarborgd in artikel 11 van het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR), dat het recht op een behoorlijke levensstandaard erkent. Het Kinderrechtenverdrag (artikel 27) verplicht staten ervoor te zorgen dat kinderen niet van hun ouders worden gescheiden door gebrek aan fatsoenlijk onderkomen. VN-Comités hebben steeds benadrukt dat huisvesting veilig, bewoonbaar, betaalbaar en toegankelijk moet zijn, met bijzondere aandacht voor de meest kwetsbaren.
- Toegang tot rechtsmiddelen in Nederland
Hoewel de TPD geen afzonderlijke klachtenprocedure bevat, garandeert artikel 47 van het EU-Handvest het recht op een effectief rechtsmiddel. Oekraïners in Nederland die vinden dat hun opvang niet voldoet aan de norm van fatsoenlijk onderkomen kunnen bezwaar maken bij de gemeente en vervolgens beroep instellen bij de bestuursrechter. Zij kunnen daarbij ook vragen om een voorlopige voorziening (vovo) om onmiddellijke verbetering of opschorting van een besluit af te dwingen. Dit geldt zowel voor beëindiging of weigering van opvang als voor mensonwaardige omstandigheden in bestaande opvang.
- Conclusie en aanbevelingen
De Europese wetgeving en jurisprudentie maken duidelijk dat het recht op fatsoenlijk onderkomen geen vrijblijvende belofte is, maar een harde verplichting die menselijke waardigheid moet waarborgen. Nederland mag opvang niet structureel overvol, onhygiënisch of onveilig inrichten. Er moet aandacht zijn voor privacy, veiligheid, hygiëne en aanpassing aan de behoeften van kinderen, ouderen en mensen met een beperking. Financiële toelagen ter vervanging van opvang moeten voldoende zijn om daadwerkelijk onderdak te vinden.
Voor Oekraïners in Nederland betekent dit dat zij niet hoeven te accepteren dat zij maanden of jaren in tenten, sporthallen of noodopvang zonder privacy en zonder toekomstperspectief verblijven. Zij kunnen zich beroepen op het Handvest, het EVRM en Europese jurisprudentie om hun recht op menswaardige opvang af te dwingen. Juridische professionals, gemeenten en hulpverleners doen er goed aan deze normen serieus te nemen en te vertalen in concrete, duurzame oplossingen die de menselijke waardigheid centraal stellen.